Specialistische Ondersteuners Huisartsenzorg Jeugd-GGZ (SOH's-JGGZ) helpen huisartsen bij de zorg voor jeugdigen met psychische problemen. Leidt dat inderdaad tot betere verwijzingen en dus beter passende zorg? Ja, blijkt uit een enquête, al kan de afstemming nog beter.
Premium
Steeds meer gemeenten zetten praktijkondersteuners jeugd in. Een POH-jeugd ondersteunt huisartsen in de zorg voor jeugdigen die (vermoedelijk) psychische problemen hebben. Na een probleemverkenning bepalen praktijkondersteuners welke zorg jeugdigen nodig heb- ben, of deze in de huisartsenpraktijk geboden kan worden of dat verwijzing nodig is. Eventueel bieden zij kortdurende behandeling, overbruggingszorg of consul- tatie. Wat vinden betrokken professionals van deze ondersteuning? Wat gaat goed en wat kan beter? 77 betrokkenen gaven hun mening.
Omdat huisartsen vaak het eerste aanspreekpunt zijn als ouders zorgen hebben over de lichamelijke of psychische gezondheid van hun kind, en omdat bijna driekwart van de jeugdigen tot vijftien jaar minstens één keer per jaar de huisarts consulteert (CBS 2020), is de huisartsenpraktijk een ideale plaats om jeugdigen met psychische problemen op te sporen, te behandelen en zo nodig te verwijzen naar passende zorg. Praktijkondersteuners stemmen zo nodig af met de school, het lokale team en andere betrokken zorgverleners. Dit heeft als doel om jeugdigen eerder naar passende ondersteuning te verwijzen als dat nodig is en om onnodige of te zware verwijzingen naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te voorkomen. De inzet van praktijkondersteuners is bedoeld om te zorgen voor meer verbinding tussen huisartsen en het lokale veld, zoals Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s), wijk- of gebiedsteams (Mok et al. 2016).
Omdat praktijkondersteuners jeugdspecifieke expertise hebben over de kenmerken en behandeling van psychische problemen van jeugdigen en de lokale sociale kaart kunnen zij een goede inschatting maken van de aard en ernst van de problematiek. De verwachting is dat zij daardoor beter kunnen inschatten welk type zorg het beste past bij de problematiek van de jeugdige en welke zorg beschikbaar is. Daarnaast zouden zij jeugdigen en ouders beter kunnen voorbereiden op en motiveren voor een eventuele verwijzing (Otten et al. 2018).
De ervaringen met deze vorm van ondersteuning zijn over het algemeen positief. Ouders en jongeren zijn tevreden over de hulp van praktijkondersteuners. In een eerder onderzoek noemden betrokken praktijkondersteuners, huisartsen, medewerkers van wijkteams en beleidsambtenaren vooral de laagdrempeligheid van de zorg en de verbeterde kwaliteit van zorg als belangrijke successen van de praktijkondersteuner. Ruimte voor verbetering zagen zij voornamelijk op het gebied van dossiervorming en de samenwerking tussen huisartsen en CJG’s, wijk- of gebiedsteams (Spijk-de Jonge et al. 2019).
SOH-JGGZ: schakel tussen huisarts en het lokale veld
Het huidige onderzoek beoogt verder te verhelderen hoe zorgverleners en gemeentemedewerkers de inzet van praktijkondersteuners jeugd beoordelen. In hoeverre vinden zij dat de doelstellingen van de praktijkondersteuner gerealiseerd zijn? Wat zien zij als meerwaarde van de inzet van de praktijkondersteuner en welke verbeterpunten zien zij?
Onderzoeksgroep en procedure
De praktijkondersteuner jeugd wordt aangeduid met verschillende termen, zoals Praktijk Ondersteuner Huisartsen Jeugd (POH Jeugd), Ondersteuner Jeugd en Gezin (OJG) en Specialistisch On- dersteuner Huisartsenzorg Jeugd-GGZ (SOH-JGGZ; Spijk-de Jonge et al. 2019).
Dit artikel beschrijft een onderzoek naar de SOH-JGGZ. Een SOH-JGGZ is een BIG-geregistreerde zorgverlener (gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut of klinisch psycholoog) met expertise in de kinder- en jeugdpsychiatrie, die gedetacheerd wordt vanuit een jeugd-GGZ-instelling (Otten et al. 2018).
Tussen april 2019 en mei 2021 is aan 187 personen die betrokken zijn bij de inzet van de SOH-JGGZ in zeven gemeenten in Gelderland en Limburg gevraagd een online vragenlijst in te vullen, waarop 77 personen reageerden (respons: 41,2%). Tabel 1 toont de respons per type respondent. Tabel 2 toont de leeftijds- en geslachtsverdeling van de onderzoeksgroep.
Tabel 1
Respons per type respondent
huisarts
|
78
|
30
|
38,5
|
medewerker CJG, wijk- of gebiedsteam
|
31
|
12
|
38,7
|
intern begeleider school
|
21
|
4
|
19,0
|
SOH-JGGZ
|
18
|
13
|
72,2
|
GGZ behandelaar
|
11
|
5
|
45,5
|
medewerker gemeente
|
9
|
2
|
22,2
|
jeugdarts GGD
|
8
|
5
|
62,5
|
POH-GGZ
|
7
|
4
|
57,1
|
overig
|
4
|
2
|
50,0
|
totaal
|
187
|
77
|
41,2
|
Tabel 2
Kenmerken van respondenten (n = 77)
geslacht
|
|
|
– man
|
18
|
23,4
|
– vrouw
|
51
|
66,2
|
– onbekend
|
8
|
10,4
|
leeftijdscategorie
|
|
|
– 30-39 jaar
|
13
|
16,9
|
– 40-49 jaar
|
18
|
23,4
|
– 50-59 jaar
|
25
|
32,5
|
– 60 jaar of ouder
|
11
|
14,3
|
– onbekend
|
10
|
13,0
|
Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij vinden dat de doelstellingen van de SOH-JGGZ gerealiseerd zijn, op een vijfpuntsschaal, variërend van volledig on- eens tot volledig eens. Omwille van de leesbaarheid zijn in de resultaten de categorieën ‘volledig oneens’ en ‘enigszins oneens’ samengenomen, evenals de cate- gorieën ‘volledig eens’ en ‘enigszins eens’. De stellingen staan vermeld in tabel 3. De kwantitatieve resultaten zijn geanalyseerd met behulp van SPSS versie 27. Met een open vraag is de respondenten gevraagd naar hun ervaringen met de SOH-JGGZ: wat gaat goed en wat kan beter? Op deze open vraag gaven 57 respondenten een antwoord.
Tabel 3
Meningen van betrokkenen over het realiseren van de doelstellingen van de SOH-JGGZ, in percentages (n = 77)
Omwille van de leesbaarheid zijn de categorieën ‘volledig oneens’ en ‘enigszins oneens’ samengenomen, evenals de categorieën ‘volledig eens’ en ‘enigszins eens’. S-GGZ = specialistische GGZ; GB-GGZ = generalistische basis GGZ.
…krijgen kinderen eerder passende zorg
|
2,6
|
18,2
|
72,7
|
6,5
|
…is de kwaliteit van de huisartsenzorg verbeterd
|
1,3
|
31,2
|
59,7
|
7,8
|
…is de samenwerking tussen huisartsen en het sociaal wijkteam geïntensiveerd
|
7,8
|
37,7
|
48,1
|
6,5
|
…is de kwaliteit van verwijzingen vanuit huisartsenpraktijken verbeterd
|
2,6
|
20,8
|
70,1
|
6,5
|
…is het aantal kinderen dat naar de GB-GGZ verwezen wordt, verminderd
|
7,8
|
41,6
|
44,2
|
6,5
|
…is het aantal kinderen dat naar S-GGZ verwezen wordt, verminderd
|
11,7
|
46,8
|
35,1
|
6,5
|
Meerderheid velt positief oordeel over de SOH-JGGZ
Zijn de doelstellingen gerealiseerd?
De meerderheid van de betrokkenen (72,7%) is het enigszins of volledig eens met de stelling dat jeugdigen door de inzet van de SOH-JGGZ eerder passende zorg krijgen (tabel 3). Ook vindt de meerderheid dat de kwaliteit van de huisartsenzorg en specifiek dat de kwaliteit van verwijzingen vanuit huisartsenpraktijken ver- beterd is door de komst van de SOH-JGGZ (respectievelijk 59,7% en 70,1%). Bijna de helft van de res- pondenten (48,1%) vindt dat de inzet van de SOH-JGGZ de samenwerking tussen huisartsen en het sociaal wijkteam geïntensiveerd heeft. In totaal vindt 44,2% van de respondenten dat de inzet van de SOH-JGGZ heeft gezorgd voor een afname van het aantal jeugdigen dat verwezen wordt naar de generalistische basis-GGZ, ruim een derde (35,1%) vindt dat door de SOH-JGGZ het aantal verwijzingen naar de specialistische GGZ ver- minderd is. Een relatief hoog percentage respondenten heeft neutraal gereageerd op de laatst genoemde stellingen over verwijzingen (respectievelijk 41,6% en 46,8%).
Meerwaarde van de SOH-JGGZ
Van de 57 respondenten die de open vraag naar hun ervaringen met de SOH-JGGZ hebben beantwoord, geeft 77,2% (n = 44) een positief oordeel over de SOH-JGGZ. ‘Heel erg welkome en kwalitatieve verbetering. De SOH-JGGZ zorgt voor betere en adequate verdere zorg’ (huisarts).
Als belangrijkste meerwaarde noemen de respondenten de samenwerking tussen de SOH-JGGZ en andere partners in de zorg- keten (genoemd door 14 respondenten): ‘Bijzonder prettige en constructieve samenwerking’ (huis- arts). ‘Ik ben zeer tevreden over de samenwerking met de huisarts en het wijkteam’ (SOH-JGGZ). ‘De samenwerking tussen de SOH-JGGZ en het wijkteam loopt goed, er is voldoende collegiale afstemming en samenwerking’ (medewerker wijkteam).
Ook de toegankelijkheid, laagdrempeligheid en snelle bereikbaarheid van de SOH-JGGZ, zowel voor andere zorgverleners (genoemd door 11 respondenten) als voor ouders en jeugdigen (genoemd door 10 respondenten) worden beschreven als pluspunt. ‘Door de regelmatige contacten weten we elkaar meteen te vinden bij vragen en kunnen verwachtingen en wensen besproken worden’ (medewerker wijkteam). ‘De plaatsing in een huisartsenpraktijk is erg handig, geeft korte lijnen, maakt dat er eerder ingegrepen kan worden’ (huisarts). ‘Snelle diagnostiek en duidelijkheid. Daardoor vaak ook sneller rust in het systeem. Er is geruststelling dat het wel goed komt of er komt adequate hulp’ (huisarts).
Zeven respondenten noemen dat de inzet van de SOH-JGGZ leidt tot minder en/of betere verwijzingen naar gespecialiseerde zorg. Twee respondenten plaatsen een kritische kanttekening bij de na- druk die regelmatig gelegd wordt op de vermindering van het aantal verwijzingen door de inzet van de SOH-JGGZ. ‘Het doel van de SOH-JGGZ zal niet het verminderen van het aantal verwijzingen op zich moeten zijn. Het gaat erom dat de juiste kin- deren op de juiste plek terechtkomen. Of dat dit meer of minder is, is wat mij betreft niet relevant. Kwaliteit van zorg staat voorop’ (huisarts). ‘Als SOH-JGGZ is mijn doel niet om het aantal aanmeldingen naar de GGZ omlaag te krijgen. Mijn doel is om ge- zinnen snel op de juiste plek te krijgen. Als dit resultaat daaruit voortvloeit, is dat fijn, maar het is voor mij geen doel an sich’ (SOH-JGGZ).
Andere genoemde positieve aspecten van de inzet van de SOH-JGGZ zijn: het ontlasten van de huisarts (n = 4), de competentie en expertise van de SOH-JGGZ (n = 4), de extra tijd en ondersteuning die de inzet van de SOH-JGGZ oplevert voor ouders en jeugdigen (n = 3), de verbetering van de kwaliteit van zorg (n = 3) en deskundigheidsbevordering van huisartsen (n = 1).
Verbeterpunten
Verbeterpunten voor de inzet van de SOH-JGGZ zijn genoemd door 38 respondenten (66,7% van de 57 respondenten die de open vraag beantwoord hebben). Het meest genoemd (n = 14) zijn een betere afstemming en verbinding met het CJG, wijk- of gebiedsteam. Hierbij suggereren verschillende respondenten dat het zou helpen om structureel overleg te organiseren tussen SOH’s-JGGZ en medewerkers van het CJG, wijk- of gebiedsteam. ‘Meer vanzelfsprekend contact tussen SOH-JGGZ en medewerkers van het gebiedsteam (bijvoorbeeld door gesprekken bij het gebiedsteam te realiseren, gezamenlijk casusoverleg, of het delen van een werkplek) zal de samenwerking bevorderen’ (medewerker gebiedsteam). ‘Meer regelmatig én planmatig overleg tussen SOH-JGGZ en de hulpverleners van de lokale teams’ (SOH-JGGZ).
Negen respondenten zijn van mening dat het takenpakket en/of het aantal uren van de SOH-JGGZ uitgebreid moet worden. De suggestie tot uitbreiding van het takenpakket heeft te maken met de afspraak in een van de deelnemende gemeenten dat de SOH-JGGZ niet zelf kortdurende behandeling of overbruggingszorg mag bieden. ‘Momenteel is de inzet van de SOH-JGGZ qua uren beperkt. Naar mijn mening zouden meer verwijzingen naar haar kunnen, maar in verband met de uren is er regelmatig geen ruimte’ (medewerker gebiedsteam). ‘Het zou fijn zijn als ze kortdurende behandeling/zorg kunnen bieden. Nu is het met name inventariseren en overleg met de gemeente om kinderen zo snel mogelijk op de juiste plek te krijgen’ (huisarts).
Zeven respondenten pleiten voor een betere verslaglegging over het traject van kinderen en jongeren bij de SOH-JGGZ en een betere terugkoppeling hiervan naar huisartsen en POH’s-GGZ die in de praktijk werkzaam zijn. Een knelpunt hierbij is het feit dat SOH’s-JGGZ vaak niet in het huisartseninformatiesysteem (HIS) van de huisarts kunnen registreren, wat terugkoppeling naar de huisarts bemoeilijkt.
Toegankelijk, laagdrempelig en snel bereikbaar zijn pluspunten
Vier respondenten vinden dat er meer afstemming en verbinding met scholen moet komen. ‘Ik zou beter overleg tussen school en SOH-JGGZ wensen (uiteraard met toestemming van ouders). Het zou wenselijk zijn als de SOH-JGGZ bij een gesprek met ouders en school zou kunnen aanschuiven’ (intern begeleider school). Andere verbeterpunten die genoemd zijn, zijn een betere afstemming met en bekendheid bij andere zorgverleners in de zorgketen (n = 3) en meer duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de SOH-JGGZ (n = 3). ‘Soms lijkt de SOH-JGGZ door de andere GGZ instellingen als behandelaar gezien te worden bij de wat zwaardere problematiek. De SOH-JGGZ is echter eerder een intermediair. Bij zwaardere problematiek moet de SOH-JGGZ dus niet behandelen of als tijdelijke oplossing gezien worden door GGZ instellingen. Die horen nog steeds waar nodig snel hulp te bieden en de verantwoordelijkheid over te nemen’ (huisarts).
Tot slot
In dit onderzoek gaven betrokken zorgverleners en gemeentemedewerkers hun oordeel over de gerealiseerde doelstellingen, meerwaarde en verbeterpunten van de SOH-JGGZ. Hoewel wij een grote groep betrokkenen (n = 77) bereid vonden hun mening te delen, valt niet uit te sluiten dat vooral betrokkenen die positief zijn over de SOH-JGGZ meegedaan hebben. Daarom bespreken we de resultaten in het licht van gegevens uit ander onderzoek.
SOH’s-JGGZ en andere typen praktijkondersteuners jeugd zijn aanvankelijk vooral ingezet vanuit de verwachting dat hun inzet zou leiden tot een kostenbesparing, omdat zij lichte hulp kunnen verlenen en daarmee onnodige of te zware verwijzingen naar de GGZ kunnen voorkomen (Hilderink et al. 2020). Een minderheid van de respondenten in dit onderzoek vindt echter dat het aantal verwijzingen naar de generalistische basis-GGZ en de specialistische GGZ afgenomen is door inzet van de SOH-JGGZ. Recent onderzoek (Benda et al. 2020) ondersteunt dit beeld: de inzet van praktijkondersteuners jeugd leidt vooralsnog niet tot een afname van het aantal kinderen en jongeren in de tweedelijnszorg. Echter, om hierover een gedegen conclusie te kunnen trekken, moeten verwijsstromen vergeleken worden tussen huisartsenpraktijken met en zonder SOH-JGGZ. De gegevens van gemeenten en huisartsen blijken echter vaak niet gedetailleerd genoeg te zijn om deze vergelijking goed te kunnen maken (Spijk-de Jonge et al. 2019).
Meer afstemming tussen SOH-JGGZ en lokale teams is wenselijk
Verschillende respondenten geven aan dat een afname van het aantal verwijzingen niet zozeer het doel is, maar dat het belangrijker is dat jeugdigen door tussenkomst van de SOH-JGGZ eerder op de juiste plek in de zorg terechtkomen. Dat draagt uiteindelijk meer bij aan hun welzijn. Over dit as- pect zijn de respondenten veel positiever: 70,1% vindt dat de kwaliteit van verwijzingen vanuit huisartsenpraktijken verbeterd is door de komst van de SOH-JGGZ en 72,7% vindt dat jeugdigen door de inzet van de SOH-JGGZ eerder passende zorg krijgen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat SOH’s-JGGZ meer tijd en expertise hebben voor vraagverheldering en voor het voorbereiden van ouders en jeugdigen op een eventuele vervolgbehandeling (Otten et al. 2018; Stevenson 2019).
Om te kunnen vaststellen of jeugdigen inderdaad eerder passende zorg krijgen door tussenkomst van een SOH-JGGZ is langetermijnonderzoek nodig naar de ontwikkeling en het zorgtraject van jeugdigen die wel en niet verwezen zijn. De resultaten van zulk onderzoek kunnen helpen een onderscheid te maken tussen jeugdigen voor wie geen of lichte zorg volstaat en jeugdigen die gespecialiseerde zorg nodig hebben (Zwaanswijk et al. 2020).
Daarnaast zijn SOH’s-JGGZ ingezet om de samenwerking tussen huisartsen en het lokale veld, zoals CJG, wijk- of gebiedsteams, te versterken (Mok et al. 2016). Bekendheid met het lokale zorgnetwerk en kennis over eerdere en lopende ondersteuning zijn belangrijk om goed te kunnen beoordelen waar een jeugdige het best en het snelst kan worden geholpen (Hilderink et al. 2020; Spijk-de Jonge et al. 2019).
Bijna de helft van de respondenten (48,1%) vindt dat de samenwerking tussen huisartsen en het sociaal wijkteam inderdaad geïntensiveerd is door de komst van de SOH-JGGZ. Respondenten noemen de samenwerking tussen de SOH-JGGZ en andere partners in de zorgketen het meest als meerwaarde. Maar kennelijk is op dit gebied ook nog werk te verzetten, omdat respondenten de afstemming en verbinding met het CJG, wijk- of gebiedsteam ook noemen als verbeterpunt. Tevens vinden zij dat er meer afstemming moet komen met scholen en andere zorgverleners.
Zorgverleners uit verschillende sectoren zoeken eerder en makkelijker contact met elkaar als zij elkaar persoonlijk kennen. Om de verbinding tussen SOH’s-JGGZ, huisartsen en lokale zorgaanbieders beter vorm te geven, is het daarom van belang hen persoonlijk met elkaar in contact te brengen. Gemeenten kunnen hier een rol in spelen, bijvoorbeeld door regelmatig gezamenlijk overleg en gezamenlijke professionalisering te organiseren en door het gericht stimuleren van interdisciplinair werken.
Literatuur
- Benda, L., Diepstraten, M., van Eijkel, R., & Remmerswaal, M. (2020). Wijkteams en praktijkondersteuners in de jeugdzorg. Den Haag: Centraal Planbureau.
- CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2020). Door de huisarts geregistreerde contacten; leeftijd en geslacht, 2018. Geraadpleegd 12-7-2021. Beschikbaar via: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80191ned/table?ts=1552646057612
- Hilderink, A., Niessen, I., de Nooijer, A., van Schoubroek, C., Schoonenberg, D., Lustermans, G., … & Jansen R. (2020). Stelsel in groei: Een onderzoek naar financiële tekorten in de jeugdzorg. Utrecht: Andersson Elffers Felix.
- Mok, L., Wenning, H., & De Vries, I. (red.) (2016). Handboek POH-GGZ. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- Otten, E., Geuijen, P., Zwaanswijk, M., & Koopman, I. (2018). Specialistische ondersteuner huisartsenzorg jeugd-GGZ (SOH-JGGZ). Bijblijven, 34, 596-615.
- Spijk-de Jonge, M., Boelhouwer, M., Geuijen, P., Zwaanswijk, M., & Serra, M. (2019). Jeugdhulp bij de huisarts. Onderzoek naar inzet en effect van de Praktijkondersteuner Jeugd. Assen: Accare Child Study Center.
- Stevenson, H. (2019). Eindrapportage Pilots Ondersteuning Jeugd en Gezin. Groningen: Regionale Inkooporganisatie Groninger Gemeenten.
- Zwaanswijk, M., Geuijen, P., Boelhouwer, M., Spijk-de Jonge, M., & Serra, M. (2020). Verwijspatronen door praktijkondersteuners jeugd. Huisarts en Wetenschap, 5, 14-18.
Over de auteurs