Onderzoekers zijn het er over eens: de eerste 1000 dagen van een kind zijn cruciaal voor de ontwikkeling. Als verse oma van twee kleinzoons in deze bepalende periode ervaar ik wekelijks hoe mooi en fascinerend, maar ook complex deze ontwikkelingsfase is.
Wat een wonderlijke tijd kan dit zijn voor kinderen en grootouders – ook al besef ik dat voor de ouders de uitdaging verreweg het grootst is.
Een recent gesprek met mijn kleinzoon van 2,5 jaar illustreert deze complexiteit. Na het spelen met brandweerautootjes en het voorlezen van een verhaaltje was het tijd voor zijn middagslaapje. Het inslapen valt hem al lange tijd zwaar, en toen ik doorvroeg, vertelde hij dat hij in bed ging ‘dromen over spelen met de klei’ – iets wat we die middag zouden gaan doen. Hij bedoelde met ‘dromen’ waarschijnlijk ‘denken’. Uit ons gesprekje bleek dat zijn gedachten voortdurend cirkelen rond toekomstige activiteiten en speelgoed. Geen wonder dat de slaap moeilijk komt wanneer je gedachten vol zitten met plannen voor later.
Communicatie met jonge kinderen is uitdagend, niet alleen met peuters die net leren praten, maar nog meer met pasgeboren baby’s. Het verklaart waarom trauma’s uit de baby- en peutertijd zo vaak over het hoofd worden gezien. Toch weten we als behandelaren hoe groot de impact is die vroege traumatische ervaringen kunnen hebben. Het onderzoek van Kok-van Eekelen en Kok (pagina 22) laat zien dat trauma’s uit de allereerste levensjaren – nog voordat kinderen woorden hebben voor hun ervaringen – diepe sporen kunnen achterlaten. Deze ‘preverbale trauma’s’ manifesteren zich niet in verhalen die kinderen vertellen, maar in hun gedrag, hun emotionele regulatie en hun lichamelijke reacties.
Wat me het meest raakt aan dit onderzoek is dat blijkt dat ingrijpende problemen kunnen worden aangepakt, zelfs bij hele jonge kinderen. Een premature baby die sondevoeding krijgt zonder verdoving kan jaren later nog steeds in paniek raken bij het poetsen van zijn tanden. Een kind dat veel medische procedures heeft ondergaan, ontwikkelt mogelijk gedrag dat we ten onrechte labelen als ADHD of autisme.
De EMDR-verhalenmethode die in het onderzoek wordt beschreven, biedt hoop. Ouders, begeleid door een therapeut, kunnen hun kind helpen om vroege traumatische ervaringen te verwerken. Door verhalen te vertellen, terwijl het kind wordt afgeleid met tapping, worden herinneringen geactiveerd en verwerkt, ook al kan het kind zelf geen woorden aan die herinneringen geven. Uit het onderzoek blijkt dat er een significante verbetering optreedt van internaliserende en externaliserende problematiek, effecten die maanden later nog steeds zichtbaar zijn. Zelfs als het gaat om jonge kinderen die nog niet of nauwelijks kunnen praten.
Het is tijd dat we preverbaal trauma erkennen als een reële factor in de kinderzorg. Hoe eerder we ingrijpen, hoe beter – maar gelukkig is het nooit te laat.
Over de auteur
Annemarie de Leng is hoofdredacteur van Kind en Adolescent Praktijk en psycholoog bij DC-klinieken.