Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Mag niet bestaat niet

Nic Drion
Eind 2023 verscheen Mag niet bestaat niet, een handzaam boekje dat iedere beleidsmaker in het sociaal domein moet lezen. En iedere hulpverlener en manager van een jeugdzorginstelling. De uitdagende titel klinkt als een variatie op ‘Ik ben lekker stout’, van Annie M.G. Schmidt. Het daagt hulpverleners uit mensen echt te helpen, in plaats van routinematig hulpvragen af te wijzen uit angst om het fout te doen of voor precedentwerking. Want dat is wat er gebeurt, op grote schaal. Het is een van de grootste problemen in jeugdzorgland: niet het systeem zelf, maar de manier waarop het systeem wordt uitgevoerd. En dat is weer meer een cultuurkwestie.
Het boekje is in opdracht van ZonMw geschreven door het Instituut voor Publieke Waarden, de luis in de pels van disfunctionerende overheidsorganen en (jeugd)zorginstellingen. In helder taalgebruik wordt uitgelegd wat er schort aan onze organisaties. Dat gebeurt aan de hand van ideeën van de Amerikaanse organisatiepsycholoog Chris Argyris. Centraal hierbij staat zijn begrip ‘defensieve routines’. Elke organisatie ontwikkelt defensieve routines, niet expres, maar omdat organisaties en professionals zo het beste kunnen functioneren. Argyris onderscheidt vijf elementen in defensieve routines: 1. Professionals willen graag hun werk goed doen. Daarom vermijden ze (onbewust) situaties die ze misschien niet kunnen oplossen of waarvoor ze kritiek kunnen krijgen. 2. Want als je je kwetsbaar en open opstelt, bijvoorbeeld in moeilijke nieuwe situaties, ben je een gemakkelijke prooi voor defensieve collega’s en, nog erger, leidinggevenden. ‘Zo werkt dat niet hier’, krijg je dan te horen. Het is dus belangrijk dat je niet te vaak discussies verliest, of dat een voorstel van je het niet haalt. Dus steek je je nek niet meer uit. 3. Vaak worden gesloten argumenten gebruikt, waardoor elk gesprek onmogelijk wordt. ‘Het mag niet van de wet’ of ‘Als we dit toestaan, is het hek van de dam. Dan staat er morgen een file van cliënten voor ons bureau, die dit allemaal willen.’ De angst voor precedentwerking zit diep in onze egalitaire cultuur verankerd. 4. Daarom willen we niet graag al te transparant zijn, anders werkt het argument ‘Het mag niet’ niet meer. In elke wet staan uitzonderingsclausules, maar die gebruiken we liever niet, want dan begeven we ons op glad ijs. 5. Maar we kunnen ons wel verschuilen achter onze goede wil. ‘Ik zou je graag willen helpen, maar het mag niet van de wet’. Daarmee ontkennen we dat we altijd, ook volgens de wet, ruimte hebben voor ons eigen oordeel. Hoe hoger in de organisatie, des te sterker de defensieve routines. Managers leggen het probleem nu eenmaal graag neer bij hun medewerkers. Die moeten maar wat creatiever zijn en meer lef tonen bijvoorbeeld. Terwijl, omgekeerd, medewerkers juist meer ruimte willen van hun beleidsmakers.

Zuinig maatbekertje

Zo werkt het ook in de jeugdzorg. De Jeugdwet wilde graag maatwerk faciliteren door ‘meer ruimte te bieden aan de professional’, zodat die ‘kon doen wat nodig was’. Kortom: er was in principe ruimte genoeg voor uitzonderingen, voor precedenten. ‘Maatwerk’ werd het toverwoord. Maar gaandeweg kregen de managers, vooral om financiële redenen, de opdracht steeds strenger te selecteren aan de poort. Het is treurig hoe snel het idee van maatwerk plaatsmaakte voor een zeer zuinig afgestreken maatbekertje. Routinematig hulpvragen afwijzen onder het motto ‘Het mag niet’ is de norm geworden. Veel jeugdzorgwerkers, met idealisme aan het vak begonnen, verlaten daarom teleurgesteld de sector. Managers vegen ondertussen hun stoepje: ‘We zouden wel anders willen, maar het kan echt niet’. En de organisaties? Die zeggen te willen leren, maar hiervan hebben ze kennelijk nog niet veel geleerd. Want, hop, we gaan vrolijk toe naar een nieuwe stelselwijziging en verwachten daar alle heil van, terwijl de defensieve routines daardoor alleen maar sterker worden. Structuurwijziging maakt onzeker, en onzekerheid versterkt defensieve routines. Kinderen en gezinnen zijn hier het slachtoffer van. Vooral gezinnen die kampen met complexe problemen, want die hebben het meest behoefte aan maatwerk. Zij krijgen te maken met de hulpverleners die allemaal en ieder afzonderlijk met hun defensieve routines een maatwerkoplossing onmogelijk maken. Het Instituut voor Publieke Waarden heeft in honderd gezinnen met complexe problemen actieonderzoek gedaan. Het verzinnen van een passende oplossing bleek niet het grootste probleem. Dat was om alle betrokken professionals van al die verschillende instellingen (jeugdbescherming, jeugdzorg, schuldhulpverlening, woningbouwvereniging, school, GGZ) zover te krijgen dat zij hun medewerking wilden en mochten verlenen. Gemiddeld duurde het zes maanden voordat alle defensieve routines konden worden losgelaten. En intussen zo’n gezin maar wachten…
‘Als we dit toestaan, dan is het hek van de dam!’
In ons consultatieteam kom ik ze bijna wekelijks tegen, zaken die vragen om maatwerk. Complexe zaken waarin sprake is van armoede, schulden, verslaving, huiselijk geweld, psychische problemen, uithuisplaatsingen, huisvestingsproblemen, trauma’s. Ik spreek jeugdbeschermers die het beste voor deze kinderen en gezinnen willen, maar niet meer weten hoe ze dat kunnen realiseren. Als wij dan de suggestie van maatwerk aandragen, ontstaat een vonk van enthousiasme (‘Ja, dat zou echt een goede oplossing zijn!’), gevolgd door een golf van moedeloosheid: ‘Maar het gaat vast niet lukken’. Door de jaren heen hebben we in tal van zaken meegedacht over maatwerkoplossingen. Ik heb nooit gehoord dat er een van gerealiseerd is. De kracht van ‘Mag niet’ is blijkbaar sterker dan de wens om gezinnen echt te helpen.

Maar er is een weg uit deze situatie. Het boekje beschrijft hoe een bottom up-benadering kan helpen om van incidentenbeleid te komen naar beleids- en vervolgens systeemverandering. In termen van het IPW: van telkens opnieuw een lekke band plakken naar het steentje uit de band verwijderen en uiteindelijk naar het vegen van de straat. Want ‘Mag niet bestaat niet’. Laten we het lef hebben die leuze te omarmen en daarnaar te handelen. Het zal ons werk beter en leuker maken. We kunnen beginnen met het uitloven van een ‘Mag niet bestaat niet-prijs’ voor de mooiste maatwerkoplossing voor gezinnen. Ik weet genoeg gezinnen die erom staan te springen. En genoeg hulpverleners en managers die niets liever willen: maatwerk leveren en eindelijk mogen handelen vanuit ‘Mag niet bestaat niet!’.

Over de auteur
Nic Drion is adviseur bij Expect Jeugd, Expertisecentrum van Partners voor Jeugd, en heeft jarenlange ervaring in de jeugdzorg.