Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Alle wezen naar veenhuizen: Transitie avant la lettre

Tussen de regels van de literatuur is een schat aan psychologisch inzicht te vinden. In deze rubriek doet Frits Boer voor u verslag van zijn speurtochten.
Foto: Aleid Denier van der Gon

Goed gedocumenteerd beschrijft Schackmann een onderneming, die anno 2017 in een flyer van het ministerie van VWS zo beschreven zou kunnen worden: ‘Een innovatief experiment om kinderen en adolescenten, die door ontbrekende zorg of ernstige gedragsproblemen niet in het eigen gezin kunnen opgroeien, kosteneffectief in staat te stellen tot een succesvolle maatschappelijke ontwikkeling’.

Over welke onderneming hebben wij het? Het gaat om de zorg voor zogenaamde weeskinderen in het begin van de negentiende eeuw. Voor zulke kinderen waren er plaatselijk weeshuizen, zoals in Amsterdam het Burgerweeshuis en het Aalmoezeniersweeshuis. Bij ‘wees’ denken wij aan een kind van wie beide ouders zijn overleden. Maar Schackmann legt uit dat dit begrip breder moet worden opgevat. In de negentiende eeuw ging het ook om kinderen die te vondeling waren gelegd, kinderen van wie men vond dat ze werden verwaarloosd, of die voor hun ouders te moeilijk waren door gedragsproblemen. Een weeshuis zou tegenwoordig dus een instelling voor jeugdzorg c.q. jeugdzorg-plus worden genoemd.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12454-017-0011-0/MediaObjects/12454_2017_11_Fig1_HTML.jpg

In 1822 vond de overheid, in de persoon van koning Willem I, dat de zorg voor weeskinderen beter kon.

Geen plaatselijke weeshuizen, vaak van bedenkelijke kwaliteit, maar een nieuwe, landelijke voorziening. Die zou worden gecreëerd in Veenhuizen, midden in de veenkoloniën. Daar konden kinderen opgroeien in frisse buitenlucht, met goede voorzieningen. Zij zouden er, binnen hun mogelijkheden, onderwijs krijgen en werkzaamheden verrichten. Binnen de instelling was een landbouwschool die jongeren uitzicht gaf op werk na het verlaten van de instelling. Het plan werd kosteneffectief opgezet: de kinderen zouden met hun werk in de veenkolonie opbrengst genereren. Er werd dus een transitie voorgesteld van zorg voor behoeftige kinderen van gemeentelijk naar landelijk niveau.

Net als nu was niet iedereen blij met zo’n nieuw stelsel. De gemeenten voelden er weinig voor ‘hun’ wezen naar Veenhuizen te sturen. Maar de overheid kent zo haar manieren om beleid te bevorderen, in dit geval via een subsidieregeling. Gemeenten kregen van de landelijke overheid een jaarlijkse subsidie per weeskind, die in 1824 werd

Premium

Wil je dit artikel lezen?


    Al abonnee? Log dan in