Safety is een klein meisje. Ze zit vaak voorop de fiets bij mama of papa. Helaas kunnen die niet zo goed fietsen. Dus Safety valt af en toe. Haar blauwe plekken blijven niet onopgemerkt. De jeugdzorg bemoeit zich ermee en neemt het stuur over. De jeugdzorgwerker geeft het goede voorbeeld en fietst een blokje om met Safety. Kijk, zo ga je op weg naar een veilige toekomst! Papa en mama kijken toe en zwaaien als ze de straat uit rijden. Fijn dat ze gaan leren hoe je veilig kan fietsen met Safety. Even later kijkt de jeugdzorgwerker achterom. Ze schrikt. Achter haar fietst het Spook van Onveiligheid! Shit, ze dacht dat Safety veilig zat, voorop de fiets. Ze gaat sneller fietsen. ‘Lekker hard gaan we, hè,’ zegt ze tegen Safety. Ze hoopt dat haar stem niet ongerust klinkt. Het Spook gaat ook harder en is vlakbij. ‘Is het dan zo onveilig voor Safety?’ mompelt de jeugdzorgwerker. Ze scheurt de bocht om, de straat weer in waar Safety woont. Papa en mama staan te wachten. Blij zwaait Safety naar hen. Maar stoppen kan de jeugdzorgwerker niet, dan haalt het Spook haar in. ‘Sorry, het is onveilig!’, roept ze. Ze racet verder, Safety’s ouders verbouwereerd achterlatend. ‘Hoezo onveilig?’ roept de moeder. ‘Breng ons kind terug,’ schreeuwt de vader. De ouders zetten de achtervolging in. Het is een bizarre optocht, met Safety voorop de fiets, huilend. ‘Ik wil naar huis!’ ‘Kan niet!’ hijgt de jeugdzorgwerker. Verbeten stampt ze op de pedalen. Achter haar het Spook, daar weer achter de radeloze ouders. Dit moordende tempo houdt ze niet lang meer vol. Maar gelukkig, daar is het kantoor, met collega’s die de zorg voor Safety kunnen overnemen! Ze rukt een collega achter haar bureau vandaan. ‘Crisis!’, roept ze. ‘Breng Safety in veiligheid!’ De collega stelt geen vragen, springt op de fiets en sprint weg. Net voordat ze uit het zicht verdwijnt, komen Safety’s ouders uitgeput aangerend. ‘Waar gaat ze heen?’ huilt de moeder. ‘Maak je geen zorgen,’ hijgt de jeugdzorgwerker, ‘Safety is veilig!’
Veilig? Het Spook van Onveiligheid lacht zich rot.
Leven met onze angst
Bovenstaande parabel vertelde ik ooit op een werkconferentie getiteld ‘Veiligheid voorop’. Kijk om je heen en je ziet hoe, net als in dit verhaal, angst ons handelen beïnvloedt. De wil om het goede te doen voor kinderen motiveert ons, maar vaak bepaalt de angst om het foute te doen ons handelen. Het spook van onveiligheid voedt die angst voortdurend. Neem de hulpverlener die zegt: ‘Als ik het fout heb, kom ik voor de tuchtrechter.’ Doet die het beste voor het kind, of stelt die zichzelf veilig? Of de gezinsvoogd die een kind ‘voor de zekerheid’ uit huis plaatst, zonder enig plan voor terugkeer. De Inspectie die eist dat instellingen garant staan voor de veiligheid van kinderen. Alsof dat kan! Organisaties die zich, uit angst voor calamiteiten, verliezen in eindeloos risicomanagement, met veiligheidslijsten vol risicofactoren en slechts enkele beschermende factoren. Wie alleen onveiligheid zoekt, vindt onveiligheid. Wie signalen van veiligheid negeert, kan geen veiligheid realiseren.
Angst en onzekerheid horen bij ons werk. Er zullen altijd crisissen in gezinnen zijn en kinderen worden mishandeld. Dus moeten we leren omgaan met onze angst. Er zijn een paar inzichten die daarbij kunnen helpen. Neem de ‘leerzones’ van de Duitse pedagoog Tom Senninger, voorgesteld als drie concentrische cirkels. De binnenste is de ‘Comfort Zone’. Daarin zitten de vaardigheden die je goed beheerst. De middelste is de ‘Learning Zone’: je probeert nieuwe dingen. Je maakt fouten, boekt successen en gaat vooruit. De buitenste cirkel is de ‘Panic Zone’. Daar is het onbekend. Oude vaardigheden helpen je niet genoeg en er is geen tijd om nieuwe vaardigheden te leren. Gedrag in de Panic Zone wordt gestuurd door overlevingsdrang: vechten, vluchten, verstijven, ontkennen, beschuldigen. In de Panic Zone kan je niet leren. Maar juist bij kindermishandeling belanden zowel gezin als hulpverlener vaak in de Panic Zone. Met alle gevolgen van dien: Safety’s ouders zijn doodsbang dat hun dochter hen wordt afgenomen, de jeugdzorgwerker is bang dat ze het kind in een onveilige situatie achterlaat.
Zowel ouders als professionals moeten uit de Panic Zone, in de Learning Zone. Dan kunnen ze van elkaar leren. Dan kunnen ze samen op reis om de veiligheid te vergroten. Professionals moeten ouders daarbij helpen. En professionals moeten elkaar helpen om uit de paniek te blijven. ‘Slow thinking’ is daarbij een probaat middel. Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman heeft een prachtig boek geschreven, Ons Feilbare Denken, over hoe we beslissingen nemen. Hij onderscheidt twee denksystemen. Systeem 1 is het snelle, intuïtieve, impulsgedreven denken dat we talloze malen per dag doen, bijvoorbeeld in het verkeer. Systeem 1 werkt ook op volle toeren als we in gevaar zijn. Systeem 2 is het langzame denken: overwegen, analyseren. Hoe complexer het probleem, hoe belangrijker het is dat we Systeem 2 gebruiken. Een huis koop je niet alleen intuïtief, maar vooral weloverwogen. Hetzelfde geldt voor een kind uit huis plaatsen. Maar Systeem 2 is ook lui, het moet bewust geactiveerd worden, en daar hebben professionals niet altijd de puf voor, of de tijd. ‘Denken is vermoeiend. Dus oordelen we maar wat,’ luidt een tekst van Loesje. Maar zomaar wat oordelen, op basis van Systeem 1, is niet oké voor een professional. Dus moeten we onze angst omarmen, uit de Panic Zone stappen, Systeem 2 aanzetten en rustig analyseren wat Systeem 1 ons allemaal heeft voorgeschoteld aan indrukken. Als we dat doen, kunnen we goede beslissingen nemen. Dan kunnen we echt helpen. En dan kan het verhaal van Safety ook heel anders aflopen.
‘Crisis!’ roept de jeugdzorgwerker, ‘breng Safety in veiligheid!’ ‘Rustig aan,’ zegt haar collega. ‘Vertel eerst wat er aan de hand is.’ Ze neemt Safety van haar over en streelt het huilende meisje over haar haar. De jeugdzorgwerker wil net vertellen over die angstige fietstocht als de kamerdeur open knalt. ‘Het spook’, bibbert de jeugdzorgwerker. ‘Papa, mama!’ juicht Safety en vliegt haar ouders in de armen. Angstig kijkt de jeugdzorgwerker naar de deur. ‘Verwacht je nog iemand?’ vraagt haar collega. ‘Eh, nee’, antwoordt de jeugdzorgwerker wat beschaamd. De herinnering aan het spook begint langzaam te vervagen. ‘Mooi’, zegt de collega. ‘Iedereen is er blijkbaar, dan kunnen we beginnen.’